Toets bij hoofdstuk 4

Wonen

Zoek het beste antwoord en klik aan.
  1. Wat kan je doen om energie te besparen?
    1. geen gordijnen nemen
    2. de kachel/verwarming minder hoog zetten
    3. warm water gebruiken
  2. De televisie is uit je woning gestolen. Wie bel je eerst?
    1. de woningbouwvereniging
    2. de politie
    3. de inboedelverzekering
  3. Wat is internet?
    1. een organisatie om te e-mailen
    2. een paar computers bij elkaar
    3. een wereldwijd netwerk van veel computers
  4. Waarom is een huurcontract belangrijk?
    1. dan kan de huurcommissie je huur verlagen
    2. dan weet je hoeveel je moet betalen voor je huis
    3. daar staan alle rechten en plichten in van jou en de verhuurder
  5. De verwarmingsketel van je huurhuis is kapot. Wie bel je?
    1. de woningbouwvereniging
    2. de cv-monteur
    3. de loodgieter
  6. Wat kan je doen in een buurthuis?
    1. je kunt er hulp krijgen bij het zoeken naar een huis
    2. je kunt er goedkoop boodschappen doen
    3. je kunt er mensen uit de buurt ontmoeten
  7. Hoe wil de Nederlandse overheid zorgen dat mensen energie besparen?
    1. alle huizen goedkoop bouwen
    2. auto’s verbieden
    3. de prijs van benzine, gas en elektriciteit verhogen
  8. De krant is:
    1. een weekblad
    2. een dagblad
    3. een maandblad
  9. Wat is een vaste telefoon?
    1. een telefoon met een 06-nummer
    2. een telefoon die je in je woning aansluit
    3. een telefoon die vast aan de muur zit
  10. De wasmachine is kapot. Wie bel je?
    1. de reparateur of het bedrijf waar je de machine hebt gekocht
    2. de woningbouwvereniging
    3. de gemeente: afdeling Reiniging
  11. Wie regelt het aansluiten van gas, water en elektriciteit?
    1. dat doet de gemeente
    2. dat moet ik zelf doen
    3. dat doet de nieuwe bewoner
  12. Welke energiebronnen zijn schoon?
    1. hout en diesel
    2. wind en zonlicht
    3. steenkool en aardolie
  13. Wat is een alleenstaande?
    1. iemand die alleen woont
    2. iemand die niet getrouwd is
    3. iemand die gescheiden is
  14. Het dak van je huurhuis lekt. Wie bel je?
    1. de loodgieter
    2. een vriend die het dak repareren kan
    3. de woningbouwvereniging
  15. Bij welke gemeente moet je melden dat je gaat verhuizen?
    1. bij de gemeente waar je weg gaat en waar je naar toe gaat
    2. bij de gemeente waar je weg gaat
    3. bij de gemeente waar je naar toe gaat
  16. Waarom moet je milieubelasting betalen?
    1. voor het ophalen van de vuilnis en containers
    2. voor het gebruik van de woning
    3. dat is nou eenmaal zo
  17. Wanneer kan je huurtoeslag aanvragen?
    1. als je een laag inkomen hebt
    2. als je een uitkering hebt
    3. als je een dure woning hebt
  18. Jouw kind heeft bij de buren in huis een spiegel gebroken.
    Je hebt een aanspakelijkheidsverzekering. Wie bel je?
    1. de verzekeringsmaatschappij
    2. niemand
    3. de woningbouwvereniging
  19. De vuilniszakken worden niet opgehaald. Wat doe je?
    1. ik bel de woningbouwvereniging
    2. ik doe niets
    3. ik bel de gemeente: afdeling Reiniging
  20. Je zoekt een huurwoning. Wat moet je doen?
    1. niets, je krijgt vanzelf een woning van de gemeente
    2. naar een makelaar gaan en daar om advies vragen
    3. lid worden van een woningbouwvereniging en in de woonkrant zoeken
  21. Wat is het verschil tussen een zender (= net) en een omroep?
    1. een zender is een radio- of tv-station en een omroep is een organisatie die radio- en tv-programma's maakt
    2. er is geen verschil
    3. een zender is voor de radio en een omroep voor de televisie
  22. Waarom gaan veel Nederlanders eerst samenwonen?
    1. om geld te besparen
    2. om te kijken of ze bij elkaar passen
    3. dan kan je gemakkelijk scheiden
  23. Welke 2 verzekeringen zijn belangrijk als je een huis huurt?
    1. de zorgverzekering en de inboedelverzekering
    2. de aansprakelijkheidsverzekering en de inboedelverzekering
    3. de aansprakelijkheidsverzekering en de zorgverzekering
  24. Wat is huurtoeslag?
    1. een tegemoetkoming voor de huurkosten
    2. een tegemoetkoming voor de woonkosten
    3. een tegemoetkoming voor de inrichtingskosten
  25. Waar moet je de aansluiting van gas, water en elektriciteit regelen?
    1. bij de woningbouwvereniging
    2. bij de KPN
    3. bij het energiebedrijf
  26. Wat betekent eenoudergezin?
    1. opa of oma woont bij het gezin
    2. een vader of moeder met kinderen
    3. een vrouw met kinderen
  27. Wat is een kabelaansluiting?
    1. een gezamenlijke antenne voor radio, tv en internet
    2. een elektrische draad
    3. belasting voor de radio en tv
  28. De buren maken te harde muziek. Wat doe je?
    1. ik bel de politie
    2. ik ga eerst zelf praten met de buren
    3. ik bel de woningbouwvereniging

Toets bij hoofdstuk 3

  1. Wat betekent EHBO?
    1. eerste handeling bij ongelukken
    2. eerste hulp bij ongelukken
    3. eigen hulp bij ongelukken
  2. Wanneer bel je 112?
    1. als je een afspraak met de dokter wilt maken
    2. bij een ernstig ongeluk
    3. als je naar het ziekenhuis moet
  3. Wat is het verschil tussen een apotheek en een drogist?
    1. medicijnen op recept kun je krijgen bij de drogist
    2. medicijnen op recept kun je alleen krijgen bij de apotheek
    3. er is geen verschil
  4. Waarom zijn huisartsen in Nederland voorzichtig met medicijnen?
    1. omdat het te veel kost
    2. omdat het vanzelf wel over gaat
    3. omdat medicijnen veel bijwerkingen hebben
  5. Waar ga je naar toe als je zwanger bent?
    1. naar de huisarts of vroedvrouw
    2. naar het ziekenhuis
    3. naar de gynaecoloog
  6. Wat is zorgtoeslag?
    1. een gemeentebelasting
    2. een tegemoetkoming in de kosten voor de kinderen voor wie je zorgt
    3. een tegemoetkoming in de kosten voor je zorgpremie
  7. Waar kan je heen gaan als je informatie of hulp nodig hebt op seksueel gebied?
    1. naar maatschappelijk werk of de drogist
    2. naar de Gemeentelijke Gezondheidszorg of huisarts
    3. naar de Thuiszorg of het ziekenhuis
  8. Wanneer gaan ouderen naar een verzorgingshuis of naar een verpleeghuis?
    1. als ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen
    2. als ze alleen AOW hebben
    3. als ze 65 jaar zijn
  9. Wat betekent GGZ?
    1. Geestelijke Gezondheidszorg
    2. Gemeentelijke Geestelijke Zorg
    3. Gemeentelijke Gezondheidszorg
  10. Een controle van de tandarts wordt door de basisverzekering betaald.
    1. nee
    2. ja
    3. soms
  11. Wat is gezond?
    1. veel eten en sporten
    2. roken en drinken
    3. veel bewegen en goed eten
  12. Wat is kraamhulp?
    1. een kraamhulp helpt de moeder de eerste week met de baby in huis
    2. een kraamhulp komt je huis schoonmaken na de bevalling
    3. een kraamhulp komt informatie geven over het consultatiebureau
  13. Wat gebeurt er als je je afspraak bij de tandarts vergeet?
    1. je moet toch betalen en een nieuwe afspraak maken
    2. er gebeurt niets
    3. je moet een nieuwe afspraak maken
  14. Wanneer heb je recht op zorgtoeslag?
    1. als je veel kinderen hebt
    2. als je een laag inkomen hebt
    3. als je een uitkering hebt
  15. Een beroepsgeheim betekent:
    1. de arts mag niet over zijn beroep spreken
    2. de arts mag niets over mijn gezondheid doorgeven aan familie of buitenstaanders
    3. de arts mag niet over mijn gezondheid praten met de specialist
  16. Wanneer ga je naar de dokterswacht?
    1. als je ziek wordt in het weekend
    2. als je ziek wordt op vakantie
    3. als je niet wilt wachten in het ziekenhuis
  17. Wat moet je doen met medicijnen die je niet meer gebruikt?
    1. ik gooi ze weg in de vuilnisbak
    2. ik lever ze in bij de apotheek of drogist
    3. ik spoel ze door het toilet
  18. Wanneer ga je naar de GGZ?
    1. als je lichamelijk ziek bent
    2. als je psychische problemen hebt
    3. als je ingeënt moet worden
  19. Wat gebeurt er op het consultatiebureau?
    1. je kunt daar een afspraak maken met de dokter
    2. je kunt daar alle inentingen krijgen voor je kind
    3. de baby (peuter) wordt gecontroleerd en je kunt advies krijgen over de opvoeding
  20. Wat is een soa?
    1. een geslachtsziekte
    2. een vrouwenziekte
    3. een voorbehoedsmiddel
  21. Je bent niet tevreden over je huisarts. Wat doe je?
    1. ik zeg niets en ga niet meer naar de huisarts toe
    2. ik heb geen keuze en moet wel bij deze huisarts blijven
    3. ik praat met de huisarts of zoek een andere arts
  22. Waar zit de dokterswacht?
    1. meestal in of bij het ziekenhuis
    2. in het centrum
    3. in de wachtkamer
  23. Welke verzekering is verplicht?
    1. de basisverzekering en de aanvullende verzekering
    2. de basisverzekering
    3. de aanvullende verzekering
  24. Hoe betaal je de inkomensafhankelijke bijdrage?
    1. één keer per jaar krijg je de rekening thuis
    2. via de gemeentebelasting
    3. via je loon of uitkering
  25. Wat is thuiszorg?
    1. een bureau voor huishoudelijk werk
    2. een winkel voor krukken en rolstoelen
    3. hulp die je kunt krijgen in huis bij ziekte of handicap

Toets bij hoofdstuk 2


  1. Wat doe je als je last van de buren hebt?
    1. ik nodig ze uit voor een feest
    2. ik vertel dat ik last van ze heb en vraag of het anders kan
    3. ik bel direct de politie
  1. Wat doen Nederlanders met oud en nieuw?
    1. elkaar cadeautjes geven en eieren eten
    2. met de familie naar de kerk
    3. vuurwerk afsteken en oliebollen eten
  2. Nederlanders maken veel afspraken:
    1. op het werk en bij sport
    2. op het werk en op school
    3. op het werk, op school en in de vrije tijd
  3. Wat doe je als je buurman is doodgegaan?
    1. je doet niets
    2. je condoleert de familie of stuurt een condoleancekaart
    3. je stuurt een bloemetje en een condoleancekaart
  4. Je bent in de winkel en wilt betalen. Wat doe je?
    1. je wacht tot de caissière niets te doen heeft
    2. je laat eerst alle oudere mensen voor gaan
    3. je gaat in de rij staan voor de kassa
  5. Welke uitspraak is waar?
    1. Nederlanders vinden 'koffie drinken met de buren' belangrijk
    2. Nederlanders vinden 'u zeggen' belangrijk
    3. Nederlanders vinden 'op tijd komen' belangrijk
  6. Wanneer hangen jongeren hun schooltas buiten aan de vlag?
    1. als ze gaan studeren aan de universiteit
    2. als ze zijn geslaagd voor een diploma
    3. als ze 18 jaar worden
  7. 4 en 5 mei zijn belangrijke dagen. Waarom?
    1. dat heeft te maken met de Tweede Wereldoorlog
    2. dan is er meivakantie
    3. dan begint de lente
  8. Er is een baby bij de buren geboren. Wat doe je?
    1. je stuurt een felicitatiekaartje en/of gaat een paar dagen later op visite
    2. je gaat er direct heen om te feliciteren
    3. je hangt de vlag uit
  9. Wanneer vinden Nederlanders je betrouwbaar?
    1. als je vriendelijk bent
    2. als je op tijd komt
    3. als je veel diploma’s hebt
  10. Welke uitspraak is waar?
    1. Nederlanders vinden een eigen mening niet belangrijk
    2. Nederlanders denken verschillend
    3. Nederlanders zijn allemaal hetzelfde
  11. Christelijke feesten zijn:
    1. Kerstmis, Pasen en Bevrijdingsdag
    2. Kerstmis, Pasen en Pinksteren
    3. Kerstmis, Pasen en Koninginnedag
  12. In Nederland zeg je 'u' tegen:
    1. een kind
    2. een ambtenaar
    3. vader of moeder
  13. Je geeft een hand:
    1. als je jezelf voorstelt
    2. als je binnenkomt in de klas
    3. als je naar de supermarkt gaat
  14. Wat viert men op 30 april?
    1. Pinksteren
    2. Koninginnedag
    3. Moederdag
  15. Waarom vragen Nederlanders zo veel?
    1. ze zijn nieuwsgierig
    2. ze zijn geïnteresseerd en/of willen kennismaken
    3. ze willen weten of je wel betrouwbaar bent
  16. Welke uitspraak is waar?
    1. er zijn nergens regels voor kleding
    2. iedereen kiest zijn eigen kleding
    3. veel Nederlanders dragen onkuise kleding
  17. Wat vinden Nederlanders het meest belangrijk?
    1. cadeautjes krijgen
    2. familie bezoeken
    3. zelf kiezen
  18. Waarom zal een ambtenaar een cadeau van jou weigeren?
    1. hij vindt je een 'slijmbal'
    2. hij mag geen cadeaus aannemen
    3. hij wil liever geld
  19. Sinterklaas wordt gevierd op:
    1. 21 maart
    2. 5 december
    3. 11 november
Bagage
http://www.coutinho.nl/bagage
programma op de website maken
(http://www.coutinho.nl/bagage/toets_hoofdstuk1.htm).
Toets hoofdstuk 1 Hoe ziet Nederland eruit?
Zoek het beste antwoord en kruis aan.
CLICK SOBRE O LINK DO SITE COUTINHO.NL
TEM VARIOS EXERCICIOS
RESPONDA AS FRASES

Toets bij hoofdstuk 1


  1. Welk land ligt ten zuiden van Nederland?
    1. Frankrijk
    2. Duitsland
    3. België
  2. Waarin heeft Nederland het meeste werk?
    1. in de dienstensector
    2. in de industrie
    3. in de landbouw
  3. Wat betekent de naam 'Nederland'?
    1. waterland
    2. land aan zee
    3. laag land
  4. Wat gebeurt er in de winter?
    1. het kan sneeuwen en soms hard vriezen
    2. de bloemen en planten beginnen weer te bloeien
    3. het is zonnig en niet zo koud
    4. het kan hard waaien en de bladeren vallen van de bomen
  5. Waar liggen de Deltawerken?
    1. in Zeeland
    2. in Limburg
    3. in Friesland
  6. Uit welke landen komen de vroegere gastarbeiders?
    1. uit Italië, ex-Joegoslavië, Spanje, Marokko en Turkije
    2. uit Marokko, Turkije en Polen
    3. uit Italië, ex-Joegoslavië, Spanje en Polen
  7. In welk deel van de wereld ligt Nederland?
    1. in Azië
    2. in Europa
    3. in Amerika
  8. Welke taal spreken Nederlanders?
    1. allemaal dezelfde taal
    2. Nederlands, Fries en/of dialect
    3. Nederland en Engels
  9. Wanneer begint de lente?
    1. op 21 december
    2. op 21 juni
    3. op 21 maart
  10. Wat is de hoofdstad van Nederland?
    1. Rotterdam
    2. Amsterdam
    3. Den Haag
  11. Welk geloof is het grootste in Nederland?
    1. de islam
    2. het christendom
    3. het hindoeïsme
  12. Hoeveel provincies heeft Nederland?
    1. 14
    2. 12
    3. 10
  13. Waar ligt de Randstad?
    1. in het westen van Nederland
    2. in het oosten van Nederland
    3. in het zuiden van Nederland
  14. Wat zou er gebeuren als er geen dijken en duinen waren?
    1. dan zou er niets gebeuren in Nederland
    2. dan zouden er meer windmolens moeten komen
    3. dan zou een groot deel van Nederland onder water lopen
  15. In welke stad zit de regering van Nederland?
    1. in Amsterdam
    2. in Den Haag
    3. in Utrecht
  16. Waarom komen asielzoekers naar Nederland?
    1. omdat ze op de vlucht zijn
    2. om te studeren
    3. om te werken
  17. Hoe heet het grootste vliegveld van Nederland?
    1. Europoort
    2. Schiphol
    3. Amsterdam
  18. Bij welke stad ligt de belangrijkste haven van Europa?
    1. bij Den Haag
    2. bij Rotterdam
    3. bij Amsterdam
  19. Uit welke ex-koloniën zijn veel mensen naar Nederland gekomen?
    1. uit Suriname en China
    2. uit China en Indonesië
    3. uit Indonesië en Suriname
  20. Waar ligt het Westland?
    1. in Zuid-Holland
    2. in Groningen
    3. in Noord-Holland
  21. Wat is waar?
    1. openbare scholen zijn alleen voor mensen die niet gelovig zijn
    2. de staatsgodsdienst in Nederland is het christendom
    3. in Nederland heb je vrijheid van godsdienst
  22. Hoe heten de eilanden die in de Caribische Zee liggen en vroeger Nederlandse koloniën waren?
    1. Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Maarten en Sint-Eustatius
    2. Suriname en de Nederlandse Antillen
    3. Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog
TESTE SEUS CONHECIMENTO SOBRE O IDIOMA HOLANDES
ESSE TEST FOI DO INBURGETINGEXAM EM 2005
CLICK NO LINK
http://www.teleac.nl/nationaleinburgeringtest/
http://www.samenoppad.nl/main.html

oefeniningen maken
les oefenen
click op nummer voor begginen less
afleveringen van de tv serie bekijken
video kijken



download eletronisch praktijkeexamen A1,A2

demo examen> Elektronisch praktijkexamen Onderwijs Gezondheid en Opvoeding A
> Elektronisch praktijkexamen Onderwijs Gezondheid en Opvoeding A2


 voorbeeldexamens Eletronisch praktijkemanen

oefenen 
prática
klik
> Elektronisch praktijkexamen Werk A1

> Elektronisch praktijkexamen Werk A2
kns
antwoorden_vragen
perguntas e repostas

click no link
http://www.wandel-abc.nl/leerwandeling/inburgering1/KNS.htm
Deixe seu comentario abaixo