Toets bij hoofdstuk 6

Opvoeding en onderwijs

  1. De Sociale Dienst betaalt een studie aan de universiteit.
    1. niet waar
    2. waar
  2. Op de basisschool zijn gemengde klassen.
    1. niet waar
    2. waar
  3. De meeste kleine kinderen moeten in Nederland op tijd naar bed.
    1. waar
    2. niet waar
  4. Bij wie kan je hulp vragen bij opvoedingsproblemen?
    1. bij Bureau Jeugdzorg
    2. bij het Juridisch Loket
    3. bij Bureau Slachtofferhulp
  5. Voor wie is het speciaal onderwijs?
    1. voor kinderen uit een kindertehuis
    2. voor kinderen met een handicap of gedragsproblemen
    3. voor kinderen met een speciale religie
  6. Is het inburgeringsexamen bij het inburgeren verplicht?
    1. nee
    2. ja
  7. Met een havodiploma kan je naar de universiteit.
    1. waar
    2. niet waar
  8. Voor welke leeftijd is de buitenschoolse opvang?
    1. van 0 tot 4 jaar
    2. van 0 tot 12 jaar
    3. van 4 tot 12 jaar
  9. In Nederland ga je na de basisschool naar het voortgezet onderwijs.
    1. niet waar
    2. waar
  10. Jongeren kiezen hun eigen partner.
    1. waar
    2. niet waar
  11. Wat is een samengestelde klas?
    1. jongens en meisjes bij elkaar
    2. Nederlandse en buitenlandse kinderen bij elkaar
    3. 2 of meer jaarklassen (leeftijden) bij elkaar
  12. Wat vinden de meeste Nederlanders?
    1. de vrouw is hoofdverantwoordelijk voor de opvoeding
    2. man en vrouw zijn allebei verantwoordelijk voor de opvoeding
    3. de man is hoofdverantwoordelijk voor de opvoeding
  13. Is het mogelijk om te studeren als je ouder bent dan 27 jaar?
    1. alleen als je heel rijk bent en de kosten voor school en levensonderhoud zelf betaalt
    2. ouder dan 27 jaar ben je verplicht om te werken
    3. je bent te oud voor studiefinanciering. Er zijn wel andere mogelijkheden
  14. De leerplicht is:
    1. van 5 tot 18 jaar
    2. van 5 tot 12 jaar
    3. van 5 tot 16 jaar
  15. Waar ga je naar toe als je zwanger bent?
    1. het ziekenhuis of consultatiebureau
    2. het consultatiebureau of thuishulp
    3. de huisarts of vroedvrouw
  16. Is een cursus volgen bij het inburgeren verplicht?
    1. nee
    2. ja
  17. Ouders moeten zich niet bemoeien met de lessen op de basisschool.
    1. niet waar
    2. waar
  18. Waar kan je studiefinanciering aanvragen?
    1. de gemeente
    2. de sociale verzekeringsbank
    3. de Informatie Beheergroep
  19. Tot welke leeftijd gaan kinderen naar het consultatiebureau?
    1. tot 1 jaar
    2. tot 4 jaar
    3. tot 12 jaar
  20. Wat is een gemengde klas?
    1. jongens en meisjes bij elkaar
    2. 2 of meer jaarklassen (leeftijden) bij elkaar
    3. Nederlandse en buitenlandse kinderen bij elkaar
  21. Welke drie onderwijsvormen zijn er na het voortgezet onderwijs?
    1. vmbo, havo, vwo
    2. mbo, bbl, bol
    3. mbo, hbo, wo
  22. Waarom is de (Cito)toets in groep 8 belangrijk?
    1. het resultaat is belangrijk voor de kwaliteit van het basisonderwijs
    2. anders mag je niet naar het voortgezet onderwijs
    3. je kunt dan beter kiezen voor een school in het voortgezet onderwijs
  23. Welke 3 schooltypen zijn er in het voortgezet onderwijs?
    1. vmbo, havo, vwo
    2. mbo, bbl, bol
    3. mbo, hbo, wo
  24. De meeste Nederlanders vinden kinderopvang goed voor de ontwikkeling van een baby.
    1. waar
    2. niet waar
  25. Kinderen die lastig zijn krijgen meestal lichamelijke straf.
    1. waar
    2. niet waar
  26. Met een vmbo-diploma kan je naar het mbo.
    1. niet waar
    2. waar
  27. Wie regelt de kinderbijslag?
    1. de Informatie Beheergroep
    2. de sociale verzekeringsbank
    3. de gemeente
  28. Voor welke leeftijd is de gastouderopvang?
    1. van 0 tot 1 jaar
    2. van 0 tot 4 jaar
    3. van 0 tot 12 jaar
  29. Wat leren kleine kinderen op de peuterspeelzaal of voorschool?
    1. samen spelen en zindelijk worden
    2. voor zichzelf opkomen
    3. samen spelen en de Nederlandse taal
  30. Op de basisschool is de computer een vast onderdeel geworden.
    1. waar
    2. niet waar
  31. Wat kan je bij de thuiszorg lenen?
    1. babykleding
    2. babybedje
    3. spullen voor de bevalling
  32. Welke voordelen heeft gastouderopvang?
    1. er zijn maximaal vier kinderen
    2. de opvangtijden zijn flexibel
    3. de opvangtijden staan vast
  33. Waar kan je tegemoetkoming studiekosten krijgen?
    1. de gemeente
    2. de Informatie Beheergroep
    3. de sociale verzekeringsbank
  34. Voor welke leeftijd is het kinderdagverblijf?
    1. van 0 tot 1 jaar
    2. van 0 tot 4 jaar
    3. van 0 tot 12 jaar
  35. Op de basisschool dragen kinderen een uniform.
    1. niet waar
    2. waar
  36. Wat moet je doen bij kindermishandeling?
    1. melden bij meldpunt kindermishandeling
    2. melden bij de school van het kind
    3. melden bij ‘Blijf van mijn lijf’
  37. Volwassenen kunnen ook naar het mbo.
    1. niet waar
    2. waar
  38. Veel basisscholen werken met thema’s.
    1. niet waar
    2. waar
  39. Waar kan je kinderopvangtoeslag aanvragen?
    1. bij de sociale verzekeringsbank
    2. bij de belastingdienst
    3. bij de gemeente
  40. Soms krijgen werklozen een opleiding van het CWI of re-integratiebureau.
    1. niet waar
    2. waar
toets bij hoofdstuk 5 dienstverlenede instanties

Toets bij hoofdstuk 5


Toets bij hoofdstuk 5

Dienstverlenende instanties

Zoek het beste antwoord en klik aan.
  1. Wat is een chipknip?
    1. een pas voor grote bedragen
    2. een pas voor in de winkel
    3. een pas voor kleine bedragen
  2. Wat is identificatieplicht?
    1. je moet altijd een identificatiebewijs kunnen laten zien
    2. het is verplicht om je in te schrijven
    3. je moet altijd een paspoort bij je hebben
  3. Wanneer krijg je kinderbijslag?
    1. als je kinderen naar school gaan
    2. als je in Nederland woont of werkt
    3. als je kinderen hebt onder de 18 jaar
  4. Je bent verhuisd. Wat moet je doen?
    1. inschrijven bij het buurthuis
    2. inschrijven bij de gemeente
    3. inschrijven bij de woningbouwvereniging
  5. Waarom komen de meeste asielzoekers naar Nederland?
    1. ze willen bij hun gezin wonen
    2. ze willen geld verdienen of studeren
    3. ze zijn op de vlucht voor oorlog of geweld
  6. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd betekent:
    1. je mag tijdelijk in Nederland blijven
    2. je mag voor altijd in Nederland blijven
    3. je mag in Nederland blijven
  7. Waar kan je naturalisatie aanvragen?
    1. bij de gemeente
    2. bij de vreemdelingenpolitie
  8. Is het rijbewijs uit je land van herkomst ook in Nederland geldig?
    1. ja
    2. soms
    3. nee
  9. Heeft de stadswacht een wapen?
    1. nee
    2. soms
    3. ja
  10. Je hebt een overtreding begaan. Wat gebeurt er?
    1. je krijgt een alternatieve werkstraf of je moet naar de gevangenis
    2. je krijgt een officiële waarschuwing of een boete
  11. Waar kan je huurtoeslag aanvragen?
    1. bij de gemeente
    2. bij de belastingdienst
    3. bij de woningbouwvereniging
  12. Wanneer moet je je inschrijven bij het CWI?
    1. als je een huis zoekt
    2. als je werk zoekt
    3. als je in de gemeente staat ingeschreven
  13. Wat doet de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland?
    1. zij helpen vluchtelingen
    2. zij helpen met het zoeken naar een huis
    3. zij helpen alle buitenlanders
  14. Wie zorgt voor de AOW voor mensen boven de 65 jaar?
    1. de Sociale Dienst van de gemeente
    2. de Informatie Beheergroep
    3. de sociale verzekeringsbank
  15. Waarom is je pincode geheim?
    1. dan kan er niemand anders geld van mijn rekening halen
    2. zulke dingen zijn privé
    3. het zijn maar vier cijfers
  16. Wat is het voordeel van naturalisatie?
    1. je mag stemmen
    2. je mag werken bij de overheid
    3. je bezit alle rechten en plichten van een Nederlander
  17. Waarom is het handig om een bankrekening te hebben?
    1. bijna alle geldzaken in Nederland gaan via een bank
    2. dan kan je gemakkelijk sparen
    3. dat is in Nederland veiliger
  18. Voor welke hulp kun je naar de sociaal raadslieden?
    1. voor hulp bij een uitkering
    2. voor juridische hulp aan mensen met een laag inkomen
    3. voor advies over wetten, regelingen en formulieren
  19. Welke drie taken heeft de Nederlandse politie?
    1. het verkeer regelen en het voorkomen, opsporen en beëindigen van strafbare feiten
    2. het voorkomen, opsporen en beëindigen van strafbare feiten, handhaving van de openbare orde en het verkeer regelen
    3. hulpverlening, handhaving van de openbare orde, het voorkomen, opsporen en beëindigen van strafbare feiten
  20. Heeft de stadswacht een uniform?
    1. soms
    2. ja
    3. nee
  21. Wat is bijzondere bijstand?
    1. extra geld (bij een laag inkomen) voor als je geen werk hebt
    2. extra geld (bij een laag inkomen) voor als je bijzondere kosten hebt
    3. extra geld (bij een laag inkomen) voor als je kinderen hebt
  22. Wanneer krijg je zorgtoeslag?
    1. als je veel zorgen hebt
    2. als je een laag inkomen hebt
    3. als je veel onkosten hebt
  23. Voor welke hulp kun je naar het Juridisch Loket?
    1. voor juridische informatie en advies
    2. voor maatschappelijke hulp aan mensen met een laag inkomen
    3. voor hulp bij een uitkering
  24. Wat moet je als eerste doen als je pas gestolen is?
    1. je pas blokkeren
    2. melden bij de politie
    3. een nieuwe pas aanvragen
  25. Wanneer kan je hulp krijgen van het tolkencentrum?
    1. als je nog geen Nederlands spreekt
    2. als je nog niet ingeburgerd bent
    3. als je een gesprek hebt met een arts of officiële instantie


Toets bij hoofdstuk 4

Wonen

Zoek het beste antwoord en klik aan.
  1. Wat kan je doen om energie te besparen?
    1. geen gordijnen nemen
    2. de kachel/verwarming minder hoog zetten
    3. warm water gebruiken
  2. De televisie is uit je woning gestolen. Wie bel je eerst?
    1. de woningbouwvereniging
    2. de politie
    3. de inboedelverzekering
  3. Wat is internet?
    1. een organisatie om te e-mailen
    2. een paar computers bij elkaar
    3. een wereldwijd netwerk van veel computers
  4. Waarom is een huurcontract belangrijk?
    1. dan kan de huurcommissie je huur verlagen
    2. dan weet je hoeveel je moet betalen voor je huis
    3. daar staan alle rechten en plichten in van jou en de verhuurder
  5. De verwarmingsketel van je huurhuis is kapot. Wie bel je?
    1. de woningbouwvereniging
    2. de cv-monteur
    3. de loodgieter
  6. Wat kan je doen in een buurthuis?
    1. je kunt er hulp krijgen bij het zoeken naar een huis
    2. je kunt er goedkoop boodschappen doen
    3. je kunt er mensen uit de buurt ontmoeten
  7. Hoe wil de Nederlandse overheid zorgen dat mensen energie besparen?
    1. alle huizen goedkoop bouwen
    2. auto’s verbieden
    3. de prijs van benzine, gas en elektriciteit verhogen
  8. De krant is:
    1. een weekblad
    2. een dagblad
    3. een maandblad
  9. Wat is een vaste telefoon?
    1. een telefoon met een 06-nummer
    2. een telefoon die je in je woning aansluit
    3. een telefoon die vast aan de muur zit
  10. De wasmachine is kapot. Wie bel je?
    1. de reparateur of het bedrijf waar je de machine hebt gekocht
    2. de woningbouwvereniging
    3. de gemeente: afdeling Reiniging
  11. Wie regelt het aansluiten van gas, water en elektriciteit?
    1. dat doet de gemeente
    2. dat moet ik zelf doen
    3. dat doet de nieuwe bewoner
  12. Welke energiebronnen zijn schoon?
    1. hout en diesel
    2. wind en zonlicht
    3. steenkool en aardolie
  13. Wat is een alleenstaande?
    1. iemand die alleen woont
    2. iemand die niet getrouwd is
    3. iemand die gescheiden is
  14. Het dak van je huurhuis lekt. Wie bel je?
    1. de loodgieter
    2. een vriend die het dak repareren kan
    3. de woningbouwvereniging
  15. Bij welke gemeente moet je melden dat je gaat verhuizen?
    1. bij de gemeente waar je weg gaat en waar je naar toe gaat
    2. bij de gemeente waar je weg gaat
    3. bij de gemeente waar je naar toe gaat
  16. Waarom moet je milieubelasting betalen?
    1. voor het ophalen van de vuilnis en containers
    2. voor het gebruik van de woning
    3. dat is nou eenmaal zo
  17. Wanneer kan je huurtoeslag aanvragen?
    1. als je een laag inkomen hebt
    2. als je een uitkering hebt
    3. als je een dure woning hebt
  18. Jouw kind heeft bij de buren in huis een spiegel gebroken.
    Je hebt een aanspakelijkheidsverzekering. Wie bel je?
    1. de verzekeringsmaatschappij
    2. niemand
    3. de woningbouwvereniging
  19. De vuilniszakken worden niet opgehaald. Wat doe je?
    1. ik bel de woningbouwvereniging
    2. ik doe niets
    3. ik bel de gemeente: afdeling Reiniging
  20. Je zoekt een huurwoning. Wat moet je doen?
    1. niets, je krijgt vanzelf een woning van de gemeente
    2. naar een makelaar gaan en daar om advies vragen
    3. lid worden van een woningbouwvereniging en in de woonkrant zoeken
  21. Wat is het verschil tussen een zender (= net) en een omroep?
    1. een zender is een radio- of tv-station en een omroep is een organisatie die radio- en tv-programma's maakt
    2. er is geen verschil
    3. een zender is voor de radio en een omroep voor de televisie
  22. Waarom gaan veel Nederlanders eerst samenwonen?
    1. om geld te besparen
    2. om te kijken of ze bij elkaar passen
    3. dan kan je gemakkelijk scheiden
  23. Welke 2 verzekeringen zijn belangrijk als je een huis huurt?
    1. de zorgverzekering en de inboedelverzekering
    2. de aansprakelijkheidsverzekering en de inboedelverzekering
    3. de aansprakelijkheidsverzekering en de zorgverzekering
  24. Wat is huurtoeslag?
    1. een tegemoetkoming voor de huurkosten
    2. een tegemoetkoming voor de woonkosten
    3. een tegemoetkoming voor de inrichtingskosten
  25. Waar moet je de aansluiting van gas, water en elektriciteit regelen?
    1. bij de woningbouwvereniging
    2. bij de KPN
    3. bij het energiebedrijf
  26. Wat betekent eenoudergezin?
    1. opa of oma woont bij het gezin
    2. een vader of moeder met kinderen
    3. een vrouw met kinderen
  27. Wat is een kabelaansluiting?
    1. een gezamenlijke antenne voor radio, tv en internet
    2. een elektrische draad
    3. belasting voor de radio en tv
  28. De buren maken te harde muziek. Wat doe je?
    1. ik bel de politie
    2. ik ga eerst zelf praten met de buren
    3. ik bel de woningbouwvereniging