toets bij hoofdstuk 5 dienstverlenede instanties

Toets bij hoofdstuk 5


Toets bij hoofdstuk 5

Dienstverlenende instanties

Zoek het beste antwoord en klik aan.
  1. Wat is een chipknip?
    1. een pas voor grote bedragen
    2. een pas voor in de winkel
    3. een pas voor kleine bedragen
  2. Wat is identificatieplicht?
    1. je moet altijd een identificatiebewijs kunnen laten zien
    2. het is verplicht om je in te schrijven
    3. je moet altijd een paspoort bij je hebben
  3. Wanneer krijg je kinderbijslag?
    1. als je kinderen naar school gaan
    2. als je in Nederland woont of werkt
    3. als je kinderen hebt onder de 18 jaar
  4. Je bent verhuisd. Wat moet je doen?
    1. inschrijven bij het buurthuis
    2. inschrijven bij de gemeente
    3. inschrijven bij de woningbouwvereniging
  5. Waarom komen de meeste asielzoekers naar Nederland?
    1. ze willen bij hun gezin wonen
    2. ze willen geld verdienen of studeren
    3. ze zijn op de vlucht voor oorlog of geweld
  6. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd betekent:
    1. je mag tijdelijk in Nederland blijven
    2. je mag voor altijd in Nederland blijven
    3. je mag in Nederland blijven
  7. Waar kan je naturalisatie aanvragen?
    1. bij de gemeente
    2. bij de vreemdelingenpolitie
  8. Is het rijbewijs uit je land van herkomst ook in Nederland geldig?
    1. ja
    2. soms
    3. nee
  9. Heeft de stadswacht een wapen?
    1. nee
    2. soms
    3. ja
  10. Je hebt een overtreding begaan. Wat gebeurt er?
    1. je krijgt een alternatieve werkstraf of je moet naar de gevangenis
    2. je krijgt een officiële waarschuwing of een boete
  11. Waar kan je huurtoeslag aanvragen?
    1. bij de gemeente
    2. bij de belastingdienst
    3. bij de woningbouwvereniging
  12. Wanneer moet je je inschrijven bij het CWI?
    1. als je een huis zoekt
    2. als je werk zoekt
    3. als je in de gemeente staat ingeschreven
  13. Wat doet de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland?
    1. zij helpen vluchtelingen
    2. zij helpen met het zoeken naar een huis
    3. zij helpen alle buitenlanders
  14. Wie zorgt voor de AOW voor mensen boven de 65 jaar?
    1. de Sociale Dienst van de gemeente
    2. de Informatie Beheergroep
    3. de sociale verzekeringsbank
  15. Waarom is je pincode geheim?
    1. dan kan er niemand anders geld van mijn rekening halen
    2. zulke dingen zijn privé
    3. het zijn maar vier cijfers
  16. Wat is het voordeel van naturalisatie?
    1. je mag stemmen
    2. je mag werken bij de overheid
    3. je bezit alle rechten en plichten van een Nederlander
  17. Waarom is het handig om een bankrekening te hebben?
    1. bijna alle geldzaken in Nederland gaan via een bank
    2. dan kan je gemakkelijk sparen
    3. dat is in Nederland veiliger
  18. Voor welke hulp kun je naar de sociaal raadslieden?
    1. voor hulp bij een uitkering
    2. voor juridische hulp aan mensen met een laag inkomen
    3. voor advies over wetten, regelingen en formulieren
  19. Welke drie taken heeft de Nederlandse politie?
    1. het verkeer regelen en het voorkomen, opsporen en beëindigen van strafbare feiten
    2. het voorkomen, opsporen en beëindigen van strafbare feiten, handhaving van de openbare orde en het verkeer regelen
    3. hulpverlening, handhaving van de openbare orde, het voorkomen, opsporen en beëindigen van strafbare feiten
  20. Heeft de stadswacht een uniform?
    1. soms
    2. ja
    3. nee
  21. Wat is bijzondere bijstand?
    1. extra geld (bij een laag inkomen) voor als je geen werk hebt
    2. extra geld (bij een laag inkomen) voor als je bijzondere kosten hebt
    3. extra geld (bij een laag inkomen) voor als je kinderen hebt
  22. Wanneer krijg je zorgtoeslag?
    1. als je veel zorgen hebt
    2. als je een laag inkomen hebt
    3. als je veel onkosten hebt
  23. Voor welke hulp kun je naar het Juridisch Loket?
    1. voor juridische informatie en advies
    2. voor maatschappelijke hulp aan mensen met een laag inkomen
    3. voor hulp bij een uitkering
  24. Wat moet je als eerste doen als je pas gestolen is?
    1. je pas blokkeren
    2. melden bij de politie
    3. een nieuwe pas aanvragen
  25. Wanneer kan je hulp krijgen van het tolkencentrum?
    1. als je nog geen Nederlands spreekt
    2. als je nog niet ingeburgerd bent
    3. als je een gesprek hebt met een arts of officiële instantie


Toets bij hoofdstuk 4

Wonen

Zoek het beste antwoord en klik aan.
  1. Wat kan je doen om energie te besparen?
    1. geen gordijnen nemen
    2. de kachel/verwarming minder hoog zetten
    3. warm water gebruiken
  2. De televisie is uit je woning gestolen. Wie bel je eerst?
    1. de woningbouwvereniging
    2. de politie
    3. de inboedelverzekering
  3. Wat is internet?
    1. een organisatie om te e-mailen
    2. een paar computers bij elkaar
    3. een wereldwijd netwerk van veel computers
  4. Waarom is een huurcontract belangrijk?
    1. dan kan de huurcommissie je huur verlagen
    2. dan weet je hoeveel je moet betalen voor je huis
    3. daar staan alle rechten en plichten in van jou en de verhuurder
  5. De verwarmingsketel van je huurhuis is kapot. Wie bel je?
    1. de woningbouwvereniging
    2. de cv-monteur
    3. de loodgieter
  6. Wat kan je doen in een buurthuis?
    1. je kunt er hulp krijgen bij het zoeken naar een huis
    2. je kunt er goedkoop boodschappen doen
    3. je kunt er mensen uit de buurt ontmoeten
  7. Hoe wil de Nederlandse overheid zorgen dat mensen energie besparen?
    1. alle huizen goedkoop bouwen
    2. auto’s verbieden
    3. de prijs van benzine, gas en elektriciteit verhogen
  8. De krant is:
    1. een weekblad
    2. een dagblad
    3. een maandblad
  9. Wat is een vaste telefoon?
    1. een telefoon met een 06-nummer
    2. een telefoon die je in je woning aansluit
    3. een telefoon die vast aan de muur zit
  10. De wasmachine is kapot. Wie bel je?
    1. de reparateur of het bedrijf waar je de machine hebt gekocht
    2. de woningbouwvereniging
    3. de gemeente: afdeling Reiniging
  11. Wie regelt het aansluiten van gas, water en elektriciteit?
    1. dat doet de gemeente
    2. dat moet ik zelf doen
    3. dat doet de nieuwe bewoner
  12. Welke energiebronnen zijn schoon?
    1. hout en diesel
    2. wind en zonlicht
    3. steenkool en aardolie
  13. Wat is een alleenstaande?
    1. iemand die alleen woont
    2. iemand die niet getrouwd is
    3. iemand die gescheiden is
  14. Het dak van je huurhuis lekt. Wie bel je?
    1. de loodgieter
    2. een vriend die het dak repareren kan
    3. de woningbouwvereniging
  15. Bij welke gemeente moet je melden dat je gaat verhuizen?
    1. bij de gemeente waar je weg gaat en waar je naar toe gaat
    2. bij de gemeente waar je weg gaat
    3. bij de gemeente waar je naar toe gaat
  16. Waarom moet je milieubelasting betalen?
    1. voor het ophalen van de vuilnis en containers
    2. voor het gebruik van de woning
    3. dat is nou eenmaal zo
  17. Wanneer kan je huurtoeslag aanvragen?
    1. als je een laag inkomen hebt
    2. als je een uitkering hebt
    3. als je een dure woning hebt
  18. Jouw kind heeft bij de buren in huis een spiegel gebroken.
    Je hebt een aanspakelijkheidsverzekering. Wie bel je?
    1. de verzekeringsmaatschappij
    2. niemand
    3. de woningbouwvereniging
  19. De vuilniszakken worden niet opgehaald. Wat doe je?
    1. ik bel de woningbouwvereniging
    2. ik doe niets
    3. ik bel de gemeente: afdeling Reiniging
  20. Je zoekt een huurwoning. Wat moet je doen?
    1. niets, je krijgt vanzelf een woning van de gemeente
    2. naar een makelaar gaan en daar om advies vragen
    3. lid worden van een woningbouwvereniging en in de woonkrant zoeken
  21. Wat is het verschil tussen een zender (= net) en een omroep?
    1. een zender is een radio- of tv-station en een omroep is een organisatie die radio- en tv-programma's maakt
    2. er is geen verschil
    3. een zender is voor de radio en een omroep voor de televisie
  22. Waarom gaan veel Nederlanders eerst samenwonen?
    1. om geld te besparen
    2. om te kijken of ze bij elkaar passen
    3. dan kan je gemakkelijk scheiden
  23. Welke 2 verzekeringen zijn belangrijk als je een huis huurt?
    1. de zorgverzekering en de inboedelverzekering
    2. de aansprakelijkheidsverzekering en de inboedelverzekering
    3. de aansprakelijkheidsverzekering en de zorgverzekering
  24. Wat is huurtoeslag?
    1. een tegemoetkoming voor de huurkosten
    2. een tegemoetkoming voor de woonkosten
    3. een tegemoetkoming voor de inrichtingskosten
  25. Waar moet je de aansluiting van gas, water en elektriciteit regelen?
    1. bij de woningbouwvereniging
    2. bij de KPN
    3. bij het energiebedrijf
  26. Wat betekent eenoudergezin?
    1. opa of oma woont bij het gezin
    2. een vader of moeder met kinderen
    3. een vrouw met kinderen
  27. Wat is een kabelaansluiting?
    1. een gezamenlijke antenne voor radio, tv en internet
    2. een elektrische draad
    3. belasting voor de radio en tv
  28. De buren maken te harde muziek. Wat doe je?
    1. ik bel de politie
    2. ik ga eerst zelf praten met de buren
    3. ik bel de woningbouwvereniging

Toets bij hoofdstuk 3

  1. Wat betekent EHBO?
    1. eerste handeling bij ongelukken
    2. eerste hulp bij ongelukken
    3. eigen hulp bij ongelukken
  2. Wanneer bel je 112?
    1. als je een afspraak met de dokter wilt maken
    2. bij een ernstig ongeluk
    3. als je naar het ziekenhuis moet
  3. Wat is het verschil tussen een apotheek en een drogist?
    1. medicijnen op recept kun je krijgen bij de drogist
    2. medicijnen op recept kun je alleen krijgen bij de apotheek
    3. er is geen verschil
  4. Waarom zijn huisartsen in Nederland voorzichtig met medicijnen?
    1. omdat het te veel kost
    2. omdat het vanzelf wel over gaat
    3. omdat medicijnen veel bijwerkingen hebben
  5. Waar ga je naar toe als je zwanger bent?
    1. naar de huisarts of vroedvrouw
    2. naar het ziekenhuis
    3. naar de gynaecoloog
  6. Wat is zorgtoeslag?
    1. een gemeentebelasting
    2. een tegemoetkoming in de kosten voor de kinderen voor wie je zorgt
    3. een tegemoetkoming in de kosten voor je zorgpremie
  7. Waar kan je heen gaan als je informatie of hulp nodig hebt op seksueel gebied?
    1. naar maatschappelijk werk of de drogist
    2. naar de Gemeentelijke Gezondheidszorg of huisarts
    3. naar de Thuiszorg of het ziekenhuis
  8. Wanneer gaan ouderen naar een verzorgingshuis of naar een verpleeghuis?
    1. als ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen
    2. als ze alleen AOW hebben
    3. als ze 65 jaar zijn
  9. Wat betekent GGZ?
    1. Geestelijke Gezondheidszorg
    2. Gemeentelijke Geestelijke Zorg
    3. Gemeentelijke Gezondheidszorg
  10. Een controle van de tandarts wordt door de basisverzekering betaald.
    1. nee
    2. ja
    3. soms
  11. Wat is gezond?
    1. veel eten en sporten
    2. roken en drinken
    3. veel bewegen en goed eten
  12. Wat is kraamhulp?
    1. een kraamhulp helpt de moeder de eerste week met de baby in huis
    2. een kraamhulp komt je huis schoonmaken na de bevalling
    3. een kraamhulp komt informatie geven over het consultatiebureau
  13. Wat gebeurt er als je je afspraak bij de tandarts vergeet?
    1. je moet toch betalen en een nieuwe afspraak maken
    2. er gebeurt niets
    3. je moet een nieuwe afspraak maken
  14. Wanneer heb je recht op zorgtoeslag?
    1. als je veel kinderen hebt
    2. als je een laag inkomen hebt
    3. als je een uitkering hebt
  15. Een beroepsgeheim betekent:
    1. de arts mag niet over zijn beroep spreken
    2. de arts mag niets over mijn gezondheid doorgeven aan familie of buitenstaanders
    3. de arts mag niet over mijn gezondheid praten met de specialist
  16. Wanneer ga je naar de dokterswacht?
    1. als je ziek wordt in het weekend
    2. als je ziek wordt op vakantie
    3. als je niet wilt wachten in het ziekenhuis
  17. Wat moet je doen met medicijnen die je niet meer gebruikt?
    1. ik gooi ze weg in de vuilnisbak
    2. ik lever ze in bij de apotheek of drogist
    3. ik spoel ze door het toilet
  18. Wanneer ga je naar de GGZ?
    1. als je lichamelijk ziek bent
    2. als je psychische problemen hebt
    3. als je ingeënt moet worden
  19. Wat gebeurt er op het consultatiebureau?
    1. je kunt daar een afspraak maken met de dokter
    2. je kunt daar alle inentingen krijgen voor je kind
    3. de baby (peuter) wordt gecontroleerd en je kunt advies krijgen over de opvoeding
  20. Wat is een soa?
    1. een geslachtsziekte
    2. een vrouwenziekte
    3. een voorbehoedsmiddel
  21. Je bent niet tevreden over je huisarts. Wat doe je?
    1. ik zeg niets en ga niet meer naar de huisarts toe
    2. ik heb geen keuze en moet wel bij deze huisarts blijven
    3. ik praat met de huisarts of zoek een andere arts
  22. Waar zit de dokterswacht?
    1. meestal in of bij het ziekenhuis
    2. in het centrum
    3. in de wachtkamer
  23. Welke verzekering is verplicht?
    1. de basisverzekering en de aanvullende verzekering
    2. de basisverzekering
    3. de aanvullende verzekering
  24. Hoe betaal je de inkomensafhankelijke bijdrage?
    1. één keer per jaar krijg je de rekening thuis
    2. via de gemeentebelasting
    3. via je loon of uitkering
  25. Wat is thuiszorg?
    1. een bureau voor huishoudelijk werk
    2. een winkel voor krukken en rolstoelen
    3. hulp die je kunt krijgen in huis bij ziekte of handicap

Toets bij hoofdstuk 2


  1. Wat doe je als je last van de buren hebt?
    1. ik nodig ze uit voor een feest
    2. ik vertel dat ik last van ze heb en vraag of het anders kan
    3. ik bel direct de politie
  1. Wat doen Nederlanders met oud en nieuw?
    1. elkaar cadeautjes geven en eieren eten
    2. met de familie naar de kerk
    3. vuurwerk afsteken en oliebollen eten
  2. Nederlanders maken veel afspraken:
    1. op het werk en bij sport
    2. op het werk en op school
    3. op het werk, op school en in de vrije tijd
  3. Wat doe je als je buurman is doodgegaan?
    1. je doet niets
    2. je condoleert de familie of stuurt een condoleancekaart
    3. je stuurt een bloemetje en een condoleancekaart
  4. Je bent in de winkel en wilt betalen. Wat doe je?
    1. je wacht tot de caissière niets te doen heeft
    2. je laat eerst alle oudere mensen voor gaan
    3. je gaat in de rij staan voor de kassa
  5. Welke uitspraak is waar?
    1. Nederlanders vinden 'koffie drinken met de buren' belangrijk
    2. Nederlanders vinden 'u zeggen' belangrijk
    3. Nederlanders vinden 'op tijd komen' belangrijk
  6. Wanneer hangen jongeren hun schooltas buiten aan de vlag?
    1. als ze gaan studeren aan de universiteit
    2. als ze zijn geslaagd voor een diploma
    3. als ze 18 jaar worden
  7. 4 en 5 mei zijn belangrijke dagen. Waarom?
    1. dat heeft te maken met de Tweede Wereldoorlog
    2. dan is er meivakantie
    3. dan begint de lente
  8. Er is een baby bij de buren geboren. Wat doe je?
    1. je stuurt een felicitatiekaartje en/of gaat een paar dagen later op visite
    2. je gaat er direct heen om te feliciteren
    3. je hangt de vlag uit
  9. Wanneer vinden Nederlanders je betrouwbaar?
    1. als je vriendelijk bent
    2. als je op tijd komt
    3. als je veel diploma’s hebt
  10. Welke uitspraak is waar?
    1. Nederlanders vinden een eigen mening niet belangrijk
    2. Nederlanders denken verschillend
    3. Nederlanders zijn allemaal hetzelfde
  11. Christelijke feesten zijn:
    1. Kerstmis, Pasen en Bevrijdingsdag
    2. Kerstmis, Pasen en Pinksteren
    3. Kerstmis, Pasen en Koninginnedag
  12. In Nederland zeg je 'u' tegen:
    1. een kind
    2. een ambtenaar
    3. vader of moeder
  13. Je geeft een hand:
    1. als je jezelf voorstelt
    2. als je binnenkomt in de klas
    3. als je naar de supermarkt gaat
  14. Wat viert men op 30 april?
    1. Pinksteren
    2. Koninginnedag
    3. Moederdag
  15. Waarom vragen Nederlanders zo veel?
    1. ze zijn nieuwsgierig
    2. ze zijn geïnteresseerd en/of willen kennismaken
    3. ze willen weten of je wel betrouwbaar bent
  16. Welke uitspraak is waar?
    1. er zijn nergens regels voor kleding
    2. iedereen kiest zijn eigen kleding
    3. veel Nederlanders dragen onkuise kleding
  17. Wat vinden Nederlanders het meest belangrijk?
    1. cadeautjes krijgen
    2. familie bezoeken
    3. zelf kiezen
  18. Waarom zal een ambtenaar een cadeau van jou weigeren?
    1. hij vindt je een 'slijmbal'
    2. hij mag geen cadeaus aannemen
    3. hij wil liever geld
  19. Sinterklaas wordt gevierd op:
    1. 21 maart
    2. 5 december
    3. 11 november